Volgende tekst is een oproep van De Grauwe Eeuw aan het onderzoeksteam dat verantwoordelijk is voor het onderzoek naar het geweld in de periode 45/50 te Nederlands Indië/Indonesië. Deze volledige tekst is ook voorgedragen aan dit onderzoeksteam tijdens een bijeenkomst bij het NIOD, 31 januari jl, waarvoor enkele ondertekenaars van deze open brief waren uitgenodigd om hun kritiek op het onderzoek voor te leggen of om vragen te stellen. Wij deden echter geen van beiden maar hadden in plaats daarvan enkele eisen mbt het onderzoek die we ter plekke stelden.
"Indië verloren, rampspoed geboren"
De financiële kant van de kolonisatie van Nederlands Indië en van de “Agresi Militer Belanda" zijn essentieel in een onderzoek naar de onafhankelijkheid van Indonesië. Je kunt niet serieus onderzoek doen naar het einde van kolonialisme zonder het verhaal over het einde van 350 jaar economische uitbuiting wat resulteerde in de Roofstaat.
Dit is een onderzoek naar het einde van koloniale onderdrukking. Koloniale onderdrukking werd gedreven door uitbuiting en roof. Je kunt geen einde van koloniale onderdrukking beschrijven zonder het eindpunt van de roof (een eindpunt dat begon in 1949) als centraal punt te beschrijven. Liefst niet alleen in een vervolgonderzoek, maar ook al in dit onderzoek. Ten tweede is het geld vanzelfsprekend het begin midden en einde van een kolonie. Nederlands Indië werd beschouwd als een bedrijf, bedoeld om winst te maken. Het is dan ook onbegrijpelijk dat het geld eerder geen apart onderwerp van uw onderzoek was en we zijn dan ook verheugd met de toezegging van Frank van Vree van 13 september, dat het onderzoek zich dit jaar op de financiële kant richt.
Met betrekking tot dat onderzoek naar de financiële kant eisen wij dat er enkele onderzoeksvragen aan het onderzoek worden toegevoegd over de financiële belangen van Nederland in Nederlands Indië. Hieraan moet een apart gedeelte in de samenvatting van het onderzoek, dat door een onafhankelijk persoon geschreven wordt, gewijd worden. We benadrukken het belang van een onafhankelijk persoon omdat Gert Oostindie hiervoor ongeschikt is. Meermaals hoorden we de kritiek die ook in de open brief vermeld is maar wij willen daar nog graag wat aan toevoegen. OostIndie weet niet wat racisme is, dit heeft hij al meerdere malen aangetoond. Zo heeft hij geen besef van de ongelijke machtsverhoudingen die hem privilegiëren waardoor hij denkt dat hij in een positie is om te oordelen over zaken waarop hij als witte man geen perspectief kan hebben. Hij verwerpt ook terechte kritiek van prominente antiracisten en academici en doet dat allemaal maar af als onzin. Wanneer hij kritiek ontvangt dan doet hij daarop reageren via een voor hem gunstig media platform waarin hij alle ruimte krijgt om niet witte perspectieven te delegitimeren en zijn autoriteit als academicus en als witte man te onderstrepen. Nog nooit heeft hij de kritiek ter harte genomen en geprobeerd zich te beschaven op het punt waarop kritiek gegeven werd. Hij praat continu over hoe niet witte mensen moeten handelen op alledaags racisme, als beelden van koloniale moordenaars, terwijl hij nooit racisme heeft ondergaan. Ook nivelleert hij kolonialisme en slavernij door te claimen dat wij dat in de tijdsgeest van toen moeten bekijken. Toen was het namelijk normaal, volgens hem. Waarmee hij dus vanuit een wit perspectief oordeelt aangezien het voor onze voorouders ook in die tijdsgeest afschuwelijk en alles behalve normaal is geweest. Een nogal racistisch argument dus. Wij vinden dat iemand die niet begrijpt hoe racisme werkt, die kolonialisme en slavernij nivelleert en die niet weet wat voor verantwoordelijkheden zijn privileges met zich meebrengen, ongeschikt is om de samenvatting van een onderzoek over koloniaal geweld te schrijven.
Een andere eis die we stellen is dat jullie publicatie over 1945-1949 uit respect naar mensenrechten een duidelijk onderdeel moet bevatten over de Nederlandse roof en over de racistische grondslag van de Nederlandse roof. Op z’n minst moet dit onderwerp al als uitgebreid eindpunt in de eerste volle publicatie vermeld worden, maar het moet vervolgens ook uitgebreid verder onderzocht worden. Dat is jullie taak. Wij helpen graag met ons perspectief en het onderzoek dat wij zelf al naar specifieke documenten hebben gedaan. Wij verwachten dat u onze oproep publiekelijk bekend maakt, wij zullen dit zelf ook doen via persberichten en via social media.
Aangezien het einde van kolonialisme pas ophoudt nadat de financiële onderdrukking gestopt is en omdat de economische situatie van voor de onderzoeksperiode van invloed was op de situatie tijdens die periode is de onderzoeksperiode van jullie onderzoek mbt de financiën te beperkt. Dit kan echter geen reden zijn om onze onderzoeksvragen te verwerpen gezien het belang van het onderwerp en de volledigheid van jullie onderzoek
De financiële afwikkelingen zijn ook van belang omdat jullie voornamelijk onderzoek doen naar geweld en geweld niet alleen maar fysiek is. Economisch geweld heeft ook enorme impact op een volk. Maar geld kan ook een drijfveer zijn geweest voor het excessieve fysieke geweld. Er zijn namelijk teveel situaties waarin het plausibel of zelfs aannemelijk is dat geld een belangrijke factor speelde in de mate van hevigheid van het gepleegde geweld.
Centraal staat dat Nederland in 1945 dat wat zij beschouwde als hun eigendom kwamen opeisen. Men wilde de vooroorlogse inkomsten uit de kolonie herstellen.
Een voor de hand liggende onderzoeksvraag:
Hoe groot waren de vooroorlogse inkomsten uit Nederlands Indië en hoe afhankelijk was het naoorlogse Nederland van het herstel daarvan?
De opvatting van die tijd was dat Nederlands Indië 13,7 procent van het BBP opleverde maar die opvatting wordt in twijfel gesteld door academici die het in een recenter verleden opnieuw hebben berekend. Duidelijk is dat die 13,7 procent als feit werd gezien in die periode, we kennen allemaal de uitdrukking "Indië verloren rampspoed geboren", een slogan uit een brochure uit 1930 die door opvatting van vlak na de oorlog enorm populair werd en zeer serieus genomen werd. Het verlies van zo'n substantieel deel van het BBP is een factor geweest in het besluit tot de eerste politionele actie en daarom onmisbaar in jullie onderzoek.
Volgens Leidse Historicus professor P. W. Klein stond Nederland in 1947, door tekort aan buitenlandse deviezen, op de rand van bankroet en daarom werd alles op alles gezet om de landbouwgronden zsm te zuiveren van vrijheidsstrijders om zo de uitvoer van landbouwproducten naar landen als de V. S. te herstellen. Dit is ook gebeurd waardoor bankroet voorkomen werd. Tijdens de tweede politionele actie was het herstel van de uitvoer van landbouwproducten niet meer de inzet mede omdat de eerste Marshallhulp ontvangen was. Toch was het dezelfde Marshallhulp die een rol kan hebben gespeeld in de hevigheid van het door Nederland gepleegde geweld. De internationale politiek veroordeelde namelijk dat Nederland een tweede politionele actie begonnen was, ondanks waarschuwingen van de V.S. dat een tweede invasie gevolgen kon hebben voor de Marshallhulp. TOCH besloot Nederland om door te gaan met de tweede politionele actie en de toorn van de V.S. te riskeren. Ook deze overweging duidt op het economische belang dat Nederland had in een herkolonisatie. Een onmisbaar aspect in jullie onderzoek dus.
Een mogelijke vraag zou zijn:
Wat voor invloed hadden de economische belangen op de mate van hevigheid van het gebruikte geweld? De V.S. dreigde de Marshall hulp te stoppen en deed dit uiteindelijk ook voor het deel wat Nederland voor de voormalige kolonie geregeld had. Wanneer ook de hulp aan Nederland gestopt zou worden zou dat op twee financiële drama's uitlopen. Voor Nederland stonden dan namelijk de inkomsten uit de kolonie op het spel, maar Nederland zou dan ook de Marshall hulp mislopen. Men mag aannemen dat deze situatie extra druk heeft gelegd op het slagen van de invasie waardoor extreem geweld wellicht getolereerd of zelfs nodig geacht werd.
Een mogelijke en meer specifieke onderzoeksvraag zou zijn:
Ook moet worden onderzocht of de Marshallhulp is gebruikt voor de politionele acties. En zo niet waarmee deze dure oorlogen dan wel bekostigd zijn. Nederland had namelijk een staatsschuld van 23,6 miljard in 1945 omdat die schuld tijdens de oorlog verzesvoudigd was. Nederland was ook nog eens een substantieel deel van hen inkomen kwijt met het verlies van de kolonie. Daarnaast moest er een land opnieuw opgebouwd worden en was Nederland een zeer belangrijke inkomstenbron, de handel met Duitsland, kwijt door de oorlog. Vergeet niet dat er amper buitenlandse deviezen meer binnenkwamen zoals eerder aangegeven. De politionele acties waren in verhouding groter dan de gewelddadige Franse militaire operaties die dekolonisatie van Algerije moesten voorkomen. De politionele acties moeten dus vreselijk duur geweest zijn.
Een mogelijke onderzoeksvraag:
Waar kwam het geld voor deze militaire operaties vandaan?
In de RTC onderhandelingen die uiteindelijk op 27 december ‘49 tot de soevereiniteitsoverdracht leidde, was de FinEc een belangrijk twistpunt. Daar is uiteindelijk een voor Indonesië zeer nadelige deal uit gekomen waarbij ze fl. 4.5 miljard moesten betalen aan hun bezetter. Omdat de RTC onderhandelingen, die al gaande waren, en de tweede politionele actie elkaar overlappen kan e.e.a. elkaar beïnvloed hebben.
Een mogelijke onderzoeksvraag:
Hebben de financiële eisen van Nederland de politionele acties veroorzaakt of verlengd?
Deze laatste vraag kan alleen beantwoord worden als exact zicht komt op alle financiële verplichtingen die Nederland tot dat moment was aangegaan. Die verplichtingen kunnen ook juist de aanleiding zijn dat Nederland zo stug bleef vasthouden aan de fl. miljarden die ze Indonesië hebben laten betalen voor hun onafhankelijkheid. Daarom moet ook zicht komen hoe Nederland deze financiële verplichtingen uiteindelijk heeft afgehandeld.
Drie mogelijke onderzoeksvragen:
- Hoe afhankelijk was Nederland van de Marshallhulp?
- Hoe afhankelijk was Nederland van de fl. 4.5 miljard die Indonesië heeft betaald?
-Hoeveel hebben de politionele acties echt gekost?
Over de betaalde miljarden bestaat al decennia lang onzekerheid. Heeft volgens de onderzoeksgroep Indonesië dit geld betaald of niet? Volgens Griselda Molemans die onderzoek deed voor haar boek “opgevangen in Andijvielucht” heeft Indonesië namelijk nooit een cent betaald. Zij zou dit hebben uit documenten die in het Nationaal archief te College Drive in Washington liggen. Echter weten wij door dit document dat Indonesië altijd trouw betaalde tot de opzegging in 56. Dat doet vermoeden dat er gelogen is door de staat in officiële documenten.
Mogelijke onderzoeksvraag zou zijn:
Bestaan er zulke officiële documenten? Dus documenten waarin de staat liegt over de betalingen door Indonesië.
Wij weten dat Nederland door het natte vingerwerk van ene Hirschfeld tot de 6,5 miljard is gekomen omdat die ervan uitging dat door Indonesië enkele RTC claims niet geaccepteerd zouden worden. Om zich toch van dat geld te verzekeren eiste Nederland miljarden te veel in de RTC. Dat natte vingerwerk was hoogstwaarschijnlijk ook de reden van de nationalisering van Nederlandse bedrijven. Indonesië berekende namelijk dat de politionele acties veel duurder waren dan de door Cochran geschatte 2 miljard, die hij van de totale RTC claim van 6,5 miljard af trok, en dat ze met het aflossen van de RTC dus teveel betaald hadden. Om zich te verzekeren dat ze dat geld teruggekregen werden de betalingen van de RTC stopgezet werd er erna overgegaan tot nationalisatie.
Nergens in de verslagen of onderzoeken naar het economisch herstel van Nederland zijn de afgeloste Indonesische miljarden te vinden terwijl die omgerekend evenveel waren dan de gehele Marshallhulp aan Nederland. Dat betekent dus dat Indonesië fiks heeft meebetaald aan de industrialisatie en wederopbouw van dit land. Helemaal wanneer de Marshallhulp de kosten van de politionele acties opgevangen heeft. Deze conclusies worden overigens ook getrokken door prof. Klein.
Een mogelijke onderzoeksvraag zou zijn:
Waaraan zijn de Indonesische miljarden uitgegeven?
Deze vraag is dus relevant omdat de onderhandelingen over deze mogelijk verzonnen miljarden de duur van de politionele actie mogelijk beïnvloed hebben, met al het extra excessief geweld tot gevolg.
Bovenstaande vragen zijn essentieel voor de conclusies van het onderzoek en wanneer deze geen deel van jullie onderzoek zijn dan is het onderzoek niet legitiem. Wij zullen dan zelf een onderzoek gaan doen dat gegarandeerd invloed zal hebben op de conclusies van jullie onderzoek.
Tot slot.
West Papua was uiteindelijk een onoverkomelijk struikelblok, waar in de RTC slechts overeengekomen is daar binnen een jaar overeenstemming over te bereiken. Een toezegging die Nederland niet is nagekomen. Ook hier speelt geld een belangrijke rol; in 1936 was op West Papua een enorme goudmijn ontdekt. Inmiddels is duidelijk dat Nederland de enige partij aan de onderhandelingstafel was die wist van deze vondst. Ook dit onderwerp lijkt een nader onderzoek waardig.
Dus beste onderzoekers, er is werk aan de winkel want u zult het met me eens zijn dat het geld onlosmakelijk verbonden was met het geweld.
Coen wist dat 400 jaar geleden al toen hij zei:
“Geen handel zonder oorlog, Geen oorlog zonder handel.”